zaterdag 15 juni 2013

Beeldpraat 17. Frans Horbach over Bovengronds


De schilderijen van Paul Dikker hebben niet zelden meren, fjorden en het  berglandschap als onderwerp. Hij is gefascineerd door het Noorse landschap van berg en zee, en de invloed van het licht op  spiegelend wateroppervlak. In zijn werken is de mens meestal een eenzame rol toegewezen, een toevallige passant in een grote wereld.

In het schilderij 'Bovengronds' richt de aandacht zich als vanzelf op het machtige bergmassief waarvan de contouren verdwijnen buiten het lijstkader van het schilderij. Dikker heeft het monumentale karakter van dit landschap prachtig geschilderd. De door mensen gemaakte structuren en sporen - huizen, gebouwen, wegen - vormen een ondergeschikt thema tegen de achtergrond van een overweldigende natuurlijke omgeving, ze spelen nauwelijks een rol van betekenis. Tenminste zo lijkt het bij een eerste vluchtige blik.

Bij nader inzien dringen andere kaders van perceptie zich op die je als het ware in een andere tijd-ruimte dimensie doet belanden. Hoewel de menselijke aanwezigheid slechts gesuggereerd wordt, onbeduidend en nietig lijkt, vormt juist zijn afwezigheid een opvallend contrast met het monumentale karakter van de massieve bergen; de tijdelijkheid van de mens in verhouding tot de tijdloosheid van de natuur.

Paul Dikker kiest de plekken en perspectieven in het landschap met rede en gevoel, hij voegt elementen toe die de verbeelding aanwakkeren en de kijker tot nadenken zet. De vraag is niet waar je naar kijkt, maar wat je ziet.

In China leefde lang geleden de Taoist kluizenaar Han-Shan, een dichter, die hoog in de bergen in afzondering leefde en onsterfelijk werd met zijn beroemde Koude Berg Gedichten. Ergens vond ik de volgende regel die ik als een poëtische toevoeging aan dit schilderij zou willen verbinden:
Wie kan de beperkingen van de wereld ontspringen
en bij me zitten tussen de witte wolken.

Frans Horbach is is beeldend kunstenaar en oprichter van AmsterdamArt.net.

dinsdag 21 mei 2013

Beeldpraat 16. Ing Oud over Klankzacht

 
Klankzacht’. Voor mij een weerspiegeling van het voorjaar, mijn favoriete jaargetijde. Het voorjaar met zijn frisgroene blad, bloesems en bloemen. De natuur komt tot leven. De elementen doen hun best maar zijn tot niets verplicht want het is nog maar voorjaar. Iedere mooie dag voelt als een cadeautje. Dit in tegenstelling tot de zomer. Het Nederlandse weer kan nooit voldoen aan zijn veeleisende inwoners: niet te warm, niet te koud en alsjeblieft geen regen! Dus bijna ieder jaar weer kunnen we klagen, steen en been. Geef mij daarom het voorjaar. Geen verwachtingen, dus het valt altijd mee.

Bloeiend groen in Amsterdam. Eind maart, eindelijk de kersenbloesem. Ik fiets nog even om langs de bomen aan de Jozef Israëlskade, loop door de Japanse tuin in het Amstelpark en dan nog langs de tuin van het Rijksmuseum, of staan de bomen daar niet meer sinds de verbouwing?
April. Ja, de Magnolia’s, de bomen met de indrukwekkende, grote witte bloemen, haast verbazingwekkend dat die in Nederland groeien.
En dan in mei, geweldig, de Blauweregen aan de gevels aan de Amstel, de geurende Sering en de Lelietjes van Dalen. Timing is alles. Soms ben je te vroeg en soms net te laat, dan zorgen de bloesems voor een storm van gekleurde blaadjes.

Toppunt van schoonheid ieder jaar weer is de Rhododendronvallei in het Amstelpark, aangelegd in 1972 als onderdeel van de Floriade. Nu, half mei, vanmorgen nog gecheckt, de ‘ultieme’ dag komt nog. Op die dag is de sensatie van kleur en geur vanaf het hoger gelegen pad onbeschrijflijk. Alle tinten bij elkaar, nog mooier dan je kunt bedenken en de zoete geur net als op een zwoele avond in het Middellandse Zeegebied. En net als Pauls schilderij, ik weet het zeker. ‘Klankzacht’ met zijn prachtige kleuren en vormen is voor mij als de Rhododendronvallei op een mooie zonnige dag met een stralend blauwe lucht, alleen de geur ontbreekt.
Hoewel... zelfs die lijk je te ervaren.

Ingrid Oud is zelfstandig ondernemer.

maandag 15 april 2013

Beeldpraat 15. Véra Spiekman over AKS 10


Melancholie, heimwee en mooie herinneringen komen langs, langs de grote blauwe, met sneeuw betopte bergen. Langs de blauwe lucht, langs het bevroren water, langs de oude man. Hij probeert ze te pakken, die herinneringen. Hij rent er achter aan en houdt ze even vast. De rode slee, de dolle pret die ze hadden, joelend door de sneeuw. Koude middagen, die snel warm werden gedronken met een kopje warme chocolademelk en slagroom, of Baileys, die langs je slokdarm gleed en alles van binnen even liet branden, of wat anijsmelk. Met een koekje erbij, gezellig met zijn allen bij de open haard. Lange dagen waren dat, elke dag hetzelfde plezier, maar elke dag opnieuw even heerlijk. Samen iglo’s bouwen, sleeën, schaatsen. En met ons mee vlogen grote arenden, met ons mee zwommen ijsberen en met ons mee waggelden pinguïns. Onze vrienden, altijd trouw en verwachtingsloos. Gewoon genieten van de frisse lucht door onze aderen en deze opsnuiven door onze neus. Verpakt in dikke witte wanten, een grote gele sjaal en een blauwe marine jas. Deze herinneringen zijn het, die hij even vast kan houden. Alleen een stevige Noordenwind trekt ze uit zijn handen, maar de man wil niet loslaten. Maar met de wind kan je niet sollen! Na wat gedraai en gekronkel laat de oude man los. Samen met de wind vliegen de herinneringen heen en weer, op en neer, ze springen in het rond en belanden op de grond. Daar is het gele autootje dat ze opraapt met zijn grote schep, meedogenloos. Op een grote hoop worden ze neergegooid, samen met alle andere herinneringen, van anderen, die ze ook hebben losgelaten. En die zo open staan voor nieuwe sneeuwpret, nieuwe vrienden. Nieuwe herinneringen.

Véra Spiekman zit in de 5de klas van het Gymnasium in Leiden.

vrijdag 15 maart 2013

Beeldpraat 14. Richard van Rijssen over Curieus


Het schilderij 'Curieus' van Paul Dikker staat in een aantal opzichten voor de verhouding tussen Nederland en Noorwegen, of liever, die van Nederlanders mét Noorwegen. Wij komen uit een stedelijke cultuur. Ons land is bepaald door de 17e eeuw, niet voor niets de eeuw van de misschien wel grootste schilderkunst van de Noordelijke Nederlanden. In de schilderijen van die eeuw zie je twee tendensen:

De eerste is die van de stad zelf. Het binnenhuis, wat verstild als van Vermeer tot het gezinsleven bij Jan Steen en de gebouwen: denk maar aan de prachtige 'Gouden bocht', het straatje van diezelfde Vermeer en de kerkinterieurs van Pieter Saenredam.
De tweede is die van de fantasie, vaak in de vorm van 'gedroomde' landschappen of voorstellingen. En in de Nachtwacht zijn ze gecombineerd.  

Bij Paul Dikkers schilderijen lijkt die tweede tendens te hebben gewonnen. Het 'gedroomde landschap' is dat van Noorwegen. Maar wie het land kent, weet dat het geen gedroomde landschappen zijn, maar beleefde. Nee, doorleefde. En daarmee is Paul een exponent van die vreemde verhouding die Nederlanders hebben met Noorwegen. Paul schildert de liefde die wij uit dat platte, kleine en o, zo volle land voelen voor het mysterieuze, bergrijke, grote, maar juist zo lege Noorwegen.

'Curieus' is er een voorbeeld van: ogenschijnlijk een besneeuwd berglandschap aan een fjord. Mooi geschilderd, goed getroffen. Maar dan valt het oog op die …, ja wat is het? Rookpluim? Wolkenflard? Je kijkt, je kijkt nog eens. En je weet het niet. Curieus.

Zoals zo veel curieus is in dit land. Geen wonder dat de sagen en verhalen uit Noorwegen vol met wonderlijke verschijnselen zitten. Maar je moet dat wel zien.

En dat is de grote kracht van Paul: het mysterie vindt zijn plaats in zijn landschappen. Hij verklaart niet, hij constateert het. Slechts als je nieuwsgierig (curious!) bent kun je dat: het mysterie zien, het vormgeven en het nou net niet verklaren. Paul Dikker is thuis in Noorwegen. Reden om veel naar zijn schilderijen te kijken en je te laten betoveren. En het enige wat je begrijpt is zijn liefde voor het detail in het grootse.

Richard van Rijssen is Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden in Noorwegen.

vrijdag 15 februari 2013

Beeldpraat 13. Yara Mens over Volgens Plan

 
Soms sta je op een punt in je leven
Dat je denkt: is dit het nou?
Bij elke seconde,
Weer een seconde voorbij

Het leven zo uitzichtloos
Voor je gevoel
Kan je geen kant meer op

Soms is het gewoon belangrijk
Om even stil te staan

Om even naar de wereld te kijken
En te denken: al die lege vlaktes voor me
Zijn die wel echt zo uitzichtloos?

Of bieden ze me kansen
Elke keer weer?

Om hetzelfde pad te volgen
Naar links te gaan
Terug te gaan
Rechtdoor te gaan
Vooruit te lopen
De berg op te klimmen
De paarse zee in te duiken
Te blijven staan
Omhoog te vliegen met mijn parasol

In die leegheid,
Zit niet de wanhoop van het eenzame
Het saaie
Of het nutteloze

Maar juist de keuze,
Het avontuur
De ontdekking

Want je weet nooit wat er achter de rotsen plaatsvindt

Yara Mens is eerstejaars studente journalistiek.



maandag 14 januari 2013

Beeldpraat 12. Maria Thijssen over Hoog gebergte


Life is a journey, zei Keats geloof ik, of Yeats, daar wil ik van afwezen. Terwijl je onderweg bent sta je hier meestal niet zo bij stil. Aan het einde weet je pas dat je een reis hebt gemaakt. Dan zwijg je, adem je, en ben je je bewust van het heelal, de draaiende aarde, de tijd. Alsof de knip van de engel ineens ongedaan wordt gemaakt en je ineens alles weer ziet en weet.

Niet dat ik dit uit ervaring vertel, ik weet het uit de literatuur. En ik stel het me zo voor. Soms kom je bij toeval op een plaats waar het plafond van je schedel een stukje omhoog gaat, zodat je je ineens van alles gaat voorstellen. Inspiratie, noemen ze dat.

We komen uit een dicht en donker bos. We klimmen. In de buurt van de boomgrens wordt de lucht steeds ijler. Dan staan we bovenaan een bergpas en kijken er overheen. Een doodstil landschap, twee bergtoppen priemen de lucht in, als de borsten van een geharnaste godin.
We hebben over uitgestrekte vlaktes gelopen, door dorpen waar de hitte de mensen binnen hield, langs de zee, langs machtige fjorden, we hebben de zon op zien komen en onder zien gaan en de kleuren van de nacht gezien. Het hoofd altijd vol van het landschap wijd en zijd.

Nu is er ruimte. Een diep en eeuwig blauw. Er is maar weinig leven op deze plaats en toch is het leven nergens zo indringend prachtig. Hoger kunnen we niet komen, op onze vermoeide benen. Het is het einde van de reis.

Maria Thijssen is dirigent, pianist en schrijver.