vrijdag 14 december 2012

Beeldpraat 11. Marja Driessens-Diessel over Niet Onmogelijk


'Het is een woestijn.'
'Nee joh, dat kan niet, hij schildert in Noorwegen.'
'Het is een woestij-hijn!'
'Kan niet, er staat een kapitein in en boten komen niet in een woestijn.'
'Nou, wat is het dan volgens jou wel?'

Dit gesprek komt steeds terug als ik dit schilderij zie. Je denkt dat je weet wat je ziet. De gestructureerde pragmaticus wil weten wat ze ziet. En gaat het gesprek dus aanvullen. Ziet er dan maar een Noors nachtelijk landschap bij volle maan in. Zonder sterrenhemel, met een volstrekt vlakke vallei? Kan ook niet. Zeker niet met die kapitein, zeker niet met dit perspectief.

Kortom: het blijft wringen, iets dat bijzonder irritant is maar ook erg nieuwsgierig maakt. Wat wil ik er mee, wat bedoelt de schilder ermee? Waarom allerlei herkenbare elementen zodanig samengevoegd dat je de weg kwijt raakt?
Maar waarom zou je überhaupt een weg willen volgen? Het betekent alleen maar hoe star je zelf in je beleving zit.

Maar ja, dan toch de titel, 'Niet Onmogelijk'. Alles in je schreeuwt dat het Wél Onmogelijk is wat je ziet. Dus je wilt uitleg maar die krijg je niet. Want je mag het zelf ontdekken. Je mag jezelf ontdekken.

Mijn zoektocht duurt nu al drie jaar.

Marja is fotograaf, woont in het weidse Friesland maar komt altijd 'thuis' in Noorwegen.

donderdag 15 november 2012

Beeldpraat 10. Tim Heemskerk over Gesteldheid


Het is zaterdagochtend en de man zit in zijn tuin een kopje thee te drinken. Terwijl hij dat doet kijkt hij naar de vogels en de prachtige planten en bomen in zijn tuin. Ook het huis is totaal niet verkeerd. Een losstaand, niet al te groot huisje. Op tien minuutjes lopen van de eerstvolgende supermarkt en het dorpje. Dit is echt waar hij heel zijn leven op gehoopt heeft. Zijn droom is uitgekomen: een prachtig huis en een vrouw van zijn dromen.
Hij hoort gestommel op de trap en even later is zijn vrouw beneden. De man lacht naar haar, maar de vrouw begint gelijk te praten: “Ik vind het toch echt niks hoor, dit huis”.
“Maar waarom dan niet schat?’
“Ik weet het niet, het is zo… zo…?”
“Maar we hebben het pas drie weken, misschien moet je gewoon nog even wennen”.
“Nee, ik weet het zeker, ik wil hier echt weg. Al dat groen overal en nergens in de buurt een stad ofzo”.
De man zucht, er is toch een dorp in de buurt. “Maar toen we het kochten was je het helemaal eens”.
“Ja maar nu gewoon niet meer. En ook met je nieuwe baan, ik vind het allemaal niks”.
De man wordt nu geïrriteerd. Wat heeft mijn baan hier nou weer mee te maken? denkt hij.
“Al dat gezeur met jou ook altijd, het vorige huis was ook al niet goed en nu weer niet?”
De vrouw smijt de krant op de keukentafel. “O ja, nu zeur ik weer hè. Nou mij zie je hier niet meer. Ik vertrek naar een hotel in de stad en als je je bedenkt, kom je maar naar me toe!”
Ze loopt driftig de kamer uit en stampt de trap op. Vijf minuten later komt ze beneden met een grote weekendtas, gaat naar buiten, start de auto en rijdt weg.

De man rent naar buiten en ziet de auto nog net de hoek om gaan. Hij houdt echt zielsveel van haar, maar hij wil hier niet weg van zijn huis, zijn baan, zijn vrienden. Hij zucht. Die keuzes ook altijd.

Tim Heemskerk is leerling van het Mendelcollege te Haarlem. Hij zit in de tweede klas van het Atheneum.

zondag 14 oktober 2012

Beeldpraat 9. Jessie Ehlhart over Hoezeer ook...


Ode aan de Kunst

Hoog boven de stad zit ik hier en ik kijk uit. Ik zie puntdaken, blokkendozen en torenspitsen, maar ook het rijke, warme nazomerpalet aan groentinten in de toefjes boomkruin. De sprankelende helderheid van lijnen en het grote violet-blauwe zwerk, de zon zojuist achter de horizon verdwenen.
Ik kan haast de knapperige frisheid van de lucht voelen.
Het herinnert me aan Paul Dikkers werk 'Hoezeer ook…'
De waaier aan mogelijkheden:
dat het een wandelaar is op weg naar het einde van de wereld, of versuft achtergelaten door de boot.
Dat het de wachter is, dagelijks de gang makend van thuis naar toren.
Dat het gaat om het licht in de toren, de rots in de branding,
of om degene die weg snelt in z’n bootje, hoezeer hij zich ook bewust is van die, daar bij de vuurtoren.
Of de zee, die eindeloze ruimte die schoonheid biedt in aanblik en gevaren herbergt voor het nietige wezen dat zich er doorheen bewegen wil….

Ik denk aan industrieterreinen, landschappen en mediterrane huizen die ik ooit zag en die me deden verlangen naar Paul Dikkers schilderijen.
Zijn vormgeving creëerde ervaringen zo intens dat mijn hersenen ze in zich op hebben genomen als dorstige plantwortels het zachte water van de zomerse bui. Daar verblijven ze. Terwijl ik verderga. Iets zie, ruik, hoor of lees dat me plots doet denken aan die eerdere belevingen.

De ervaringen zijn zó diep in de fissuren van m’n brein verzonken dat ze mijn realiteit verrijken en dan als referentiepunt gaan fungeren, meer dan: iets na te bootsen of weer te geven. In plaats van dat ik een 'Dikker' zie en denk: 'nét de natuur!', zie ik een lucht en denk: 'net een Dikker!'
Dát is toch vormgeving die op een wezenlijk niveau bijdraagt aan de rijkdom van de werkelijkheid?!
Hoog boven de stad zit ik hier en ervaar de paradox: het ziekenhuisbed op de 8ste  verdieping waar ik mij bevind en de weelderige nazomerlucht die ik zie, adem. Drie zwanen spoeden zich van West naar Oost, uit het zicht om nooit weer te keren. Ik zweef ergens bovenin, op weg waarnaar? Een beetje verloren, zeker verstild.

Dit is zo’n moment, alle zintuigen open, dat ik weet wat een wonderlijk geluk het is te leven. 

Jessie Ehlhart is muziektherapeut, ondernemer en coach, tevens bewonderaar en vriendin van Paul Dikker.

zondag 23 september 2012

Beeldpraat 8. André Mannak over AKS 9




Op weg. Op weg naar boven gaat de oude man.
Hij kijkt niet om, hij klemt zich vast aan
zijn stok. Gebogen, maar zeker van zijn pad
gaat hij voort, voorzichtig. Stap voor stap.

Waar gaat hij heen?
Waar is de maan?
Waar zijn de sterren?

De man is alleen.
Er is niemand die hem vergezelt.
Geen hond om mee te spreken,
geen grashalm om te grijpen.

Is het zijn laatste tocht?
Is er een engel die wacht?
Is het erg als hij valt?
Wat geeft hem een schaduw?

Op weg, onder een hemel van amethist,
tussen bergen die flonkeren als
roze en blauwe diamant.
Over een gletsjer die het schaarse licht weerkaatst.

En verder niets!

André Mannak is als adviseur werkzaam in de zorgsector, dit schilderij hangt bij hem thuis.

Beeldpraat 7. Rob den Boer over Zweem


Is het schilderij 'Zweem' van Paul Dikker werkelijkheid of slechts schijn? In het midden loopt een vrouw; zij is donker gekleed en volledig in gedachten verzonken. Haar schaduw lijkt haar de weg te wijzen, schuin tussen de donkere muren, die aan beide zijden het schilderij inkijken. De ommuring links doet bescheiden aan, maar is meermalen hoger dan de vrouw die er langs loopt. De massieve ronding ter rechterzijde toont maar een heel klein stukje van een enorm bouwwerk; het is van kathedraalsomvang. Daartussen lopen lucht en land vrijwel in elkaar over, de horizon vervaagt in een gelaagde mengeling van gele en groene tinten. Slechts de plint van het gebouw rechts zoekt aansluiting bij de kleuren van het licht.

Verder is het leeg tussen de muren. Of vergis ik mij? Wat zou er achter de massieve muur rechts kunnen zijn, waar de vrouw haast als vanzelf naar toeloopt? Misschien keert zij terug naar haar huis, dat zomaar in een hele gewone nieuwbouwwijk zou kunnen staan. De muren zijn relieken uit een ver verleden die hun glorietijd overleefden, doordat zij gebouwd zijn voor de eeuwigheid. De vrouw is er al zo vaak langs gelopen dat zij ze niet eens meer opmerkt. De zorgen van vandaag zijn veel belangrijker dan de toekomst van gekoesterde oudheden. Inmiddels hebben enige struiken zich tegen de linkermuur aan gevleid en zullen er langzaam, maar doordringend bezit van nemen. Totdat de dikke stenen van de muur elkaar niet meer kunnen vasthouden. Dan volgt redding of afbraak.

Alles dat van waarde is krijgt pas erkenning als het verloren dreigt te gaan. Tot zolang loopt de mens nietig tussen de muren door en spiegelt de megalomanie van hun schaal zich in het licht van de zon, die tegelijkertijd hun schoonheid bestraalt. De bolwerken uit het verleden vormen een visuele en inspirerende omlijsting van het leven van vandaag. Een zweem van de werkelijkheid wordt een moment van verstilling.

Rob den Boer is beeldend kunstenaar.

Beeldpraat 6. Wim van den Toorn over Ook in dit afgelegen huis



Is het ochtend, is het avond of nacht? Als het ochtend is kijken we naar het eerste licht dat over de bergen verschijnt. Een heldere dag waarin het groen spoedig zal veranderen in blauw. De vogels beginnen de vochtige stilte te doorbreken met hun eerste kreten: ’benhier, gaap, benhier’. In de verte, de lichten. Ineens zullen ze doven. De mensen in het huis slapen nog maar niet lang meer. Iets heeft ze gisteren doen vergeten de vlag te strijken.

Als het avond is, of nacht, zien we het licht veranderen van blauw naar groen, het nachtlicht van het voorjaar. Donkerder wordt het niet, of toch, misschien nog iets. Morgen is vandaag. De scheiding is tijdelijk opgeheven. De stilte is onherroepelijk, de vogels hebben zich niet laten bedriegen. De verre lichten zijn nu niet nodig, maar ja, automatisch. In het afgelegen huis zijn de mensen naar bed, de vlag, ach, morgen misschien.

Wim van den Toorn is beeldend kunstenaar en woont in Noorwegen.

Beeldpraat 5. Joan de Roos over Na vertrek



In eerste instantie lijkt me dit een schilderij om bij te zwijgen. Niks beeldpraat dus. Het schilderij heeft voor mij een hoog meditatief gehalte. Het straalt een enorme rust uit.  Anders dan op veel andere schilderijen van Paul komen er geen boten, mensenfiguurtjes of andere objecten voor op dit schilderij. Dus ook daar word je niet door afgeleid. Zelfs je fantasie komt tot rust.

Tot rust komen is iets heel anders dan mediteren, zo  heb ik ervaren. Tot rust komen is een geschenk, dat je kan overkomen als je rust “neemt”. Dat kan ook gebeuren als je mediteert. Maar het is geen wet dat je er op kunt rekenen. Bij het mediteren kun je tot de ontdekking komen dat je knap onrustig bent. 

Als ik over het schilderij “Na vertrek “ ga nadenken merk ik op dat er ook hier eigenlijk helemaal geen rust kan zijn achter de stilte die aan de oppervlakte zichtbaar is.  Nergens is zo veel onrust als in de zee en in wolken. Wie zou er graag uit een vliegtuig willen stappen om rustig in de wolken te gaan wandelen?  In een bos is meer kans om rust te vinden. Maar op schilderijen van Paul Dikker zie ik weinig bossen. 
Het schilderij suggereert, leegte,  rust en ruimte. Maar de vraag is: wat zie je niet? De kunstenaar zelf is onzichtbaar, maar heeft duidelijk niet stil gezeten. De wolken, zoals opgemerkt, zijn alleen schijnbaar rustig.  De kleuren suggereren ook rust, maar rechts wordt die rust doorbroken door een groene berg. Hé, juist daar zie ik toch een bos! Zou daar dan rust te vinden zijn?

Rust / onrust. Zo zou wat mij betreft de titel van dit schilderij kunnen luiden. De titel “Na vertrek” blijft dan alsnog intrigeren.  Want wie is hier nu zojuist vertrokken? Heeft God zich hier van zijn schepping afgekeerd? Is de schepper van het schilderij net op een boot afgevaren? Het is wel leuk als dat een raadsel kan blijven.

Joan de Roos (volgt de ontwikkeling van Paul al vele jaren en heeft verschillende schilderijen van hem in bezit).

Beeldpraat 4. Marcel Lenssen over Binnenkort



Dit schilderij heet binnenkort. Mooi schilderij, mooie titel. Het prikkelt de fantasie over wat er binnenkort gaat gebeuren. Mijn eerste gedachte: de beste man slaat te pletter. Over enkele seconden knalt hij op een rotsblok. Met zijn hele lichaam vol erop. Pats. En dan is alles voorbij. De klap maakt direct een einde aan zijn leven. Nou ja, direct? Hoe hoog is het eigenlijk? Die rots waar hij vanaf springt? En hoe hoog is hij, nu, op dit moment, het moment waarop hij is vastgelegd? Hoe schat ik de hoogte eigenlijk in? Ik heb de rotswand, de man, de wolken en de struiken links. Dat valt niet mee. Valt hij eigenlijk wel? Hij lijkt stil te hangen. Of, nee, zou het kunnen dat hij omhoog valt, de wetten van de natuur tart en liggend op zijn buik in het zand aan zee ineens door een zuigende kracht omhoog getrokken wordt om uiteindelijk op beide benen boven op dat enorme rotsmassief te eindigen. Wow. Binnenkort staat hij daar boven, lachend, omdat hij niet na kan vertellen hoe hij daar terecht is gekomen. Maar wat hij wel weet is hoe het voelde. Hoe het voelde om in die ruimte tussen boven en beneden, of tussen beneden en boven, die magische ruimte, om in die vrijheidsruimte te zweven. Binnenkort is het voorbij, dat is een ding dat zeker is, ergens zal hij neerkomen, landen … maar hard of zacht: dat is de vraag. 

Marcel Lenssen is toneel- en scenarioschrijver.

Beeldpraat 3. Dorine Wiersma over recht is recht



Doorreis

In de bruine tempel had hij van mooie muziek genoten. In de lichtgroene barak was er plek om te slapen. Er logeerden gelijkgestemde geesten en iedere avond werd er een feestmaal bereid en aten ze met z’n allen op het zandkleurige plein in de ondergaande zon. Hij had zich in deze oase makkelijk nog enkele dagen prima kunnen vermaken maar hij moest verder. Zien wat er achter de volgende berg te zien was. Praten met nieuwe mensen en hun gerechten proeven. De man met de witte bus had hem een lift aangeboden maar hij ging liever lopen om niets van de omgeving te missen. Het fototoestel om de schouder en de blik naar buiten gericht. Daar gaat mijn vader. 

Dorine Wiersma 

Beeldpraat 2. Cox Habbema over Demee



Donkere wolken stapelen zich op tussen de witte. Kale kou trekt op uit de zwarte overdekte rotsen. Bizarre figuren tonen het gezicht van de grens tussen water en ijs. Een sterke wind blaast piepend in onze ogen. Drakenkoppen schieten tevoorschijn op gestrekte lichamen. Korte heftige flitsen springen van wolk tot wolk. De dierenmagen brullen geweldig. Strak en stil ligt het land. Een dik ijspantser wacht op verandering.
Staalblauw waakt de hemel achter de monsters en opent zich bereidwillig terwijl de zee zich vasthoudt aan haar eigen beweging, moe en zwaar, onafhankelijk en zwijgend liggen de oevers als dode lichamen aan onze voeten. Een lichtstraal vult in de verte de duisternis. Blauw doorregen licht het op tussen de donkerte. De winter dringt zich overal op, maar hoop straalt aan alle kanten met het blauw mee in de dood. Wat beweegt zich daar in het midden, klein en dapper nergens heen zoals altijd? Luidruchtig en snel. Is dat een mensje? Zich met alles bemoeiend en alles storend en met lawaai kou en stilte brekend.
Beweegt vrij tussen licht en donker, tussen zee en land. Zo groot het water en het land zijn, zo klein is het mensje. En zo vrij. De sneeuw ligt doodstil, de draken ademen langzamer. Wat zo’n mens al niet durft in zijn eenzaamheid. Zelfs de sneeuw knarst niet. Het grote water golft kleine golfjes. Het bootje zou hier het einde van de stilte kunnen zijn, als de energie wegvalt, als de beweging opnieuw begonnen moet worden. Het witte achterlijfje bewogen zou worden. De ruimte te groot zou worden. Voor het verder gaan.
Naar buiten de stilte. Naar de toekomst die ook wacht en, waar de beweging en het lawaai de overhand zouden hebben. De kleur zou winnen van het grijs. Dan, ja, dan. Als zonder erbarmen de waarheid getoond zou worden: met wilde bewegingen zou de mens koffie gaan zetten, dingen naar andere bootjes roepen. De televisie aan zetten en de telefoon. De televisie zou door iedere stilte heen janken, de telefoon gillen, met woeste beelden en angstige bewegingen.
Als het geweld zou zegevieren over de rust. Als de lelijkheid zou winnen van de kracht van de kunst en de schoonheid. Het met elkaar weer tegen elkaar zou zijn. De bitterheid, de haat en de woede de liefde zouden overwinnen. En het begrip.
Ik zou naar de draken slaan met mijn vuistje en hij zou naar mij spugen. Het geelgroene gif zou branden waar het mij trof. De stilte en de vrede zouden mij verlaten.
Een schilder hoeft niet zo erg intelligent te zijn om dit allemaal van te voren te weten. Maar het helpt bij de beschrijving van wat de ander ziet En voor de zoveelste keer stel ik vast dat Paul Dikker niet alleen een groot kunstenaar is, maar ook een intelligente. Zo helpt hij ons zien en ontdekken wat hij gezien heeft. En zo helpt hij ons kijken en zien.
Cox Habbema

Beeldpraat 1. Sam Drukker over Ondanks alles



Ondanks alles
Een kunstenaar laat vaak dingen zien die je niet bedenken kan. Ook de kunstenaar kan ze niet bedenken. Hij heeft ze alleen maar gezien. Op een bepaald moment zag hij de dingen en verbaasde hij zich erover. Die verbazing is niet zelden de reden van een kunstwerk. Het helpt als je in den vreemde bent. Ver van huis is niets bekend en verbaast men zich sneller over dingen die voor lokale bewoners heel gewoon zijn. Onwetendheid is voor de kunstenaar een zegen. Er waren kunstenaars die kind wilden blijven. Het helpt ook als je bezeten, neurotisch of gewoon dom bent. Maar het gaat erom te kunnen kijken zonder belasting van kennis, zonder vooroordeel. Die verwondering kan er zo uitzien: “Kijk die gekke losse vormpjes in dat grauwe wit! Ze hebben niets met de rest te maken, nu ja, een beetje met die rafelrand daarboven in hetzelfde grijsbruin en misschien linkt het een pietsie met de zanderige rafelrand beneden, maar verder staan ze op zichzelf." Je ziet als je langer kijkt de nuance en die ontkracht voor je het weet de oorspronkelijke verwondering, de reden tot een werkstuk. Daarna komt de arbeid. Dan komt het afwegen, het stellen en vereenvoudigen. Dan blijkt een strak gepastelleerd helderblauw vlak het wonder van de “losse vormpjes” alleen maar te versterken. Immers, de schilderachtigheid waarmee de hardbruine kammen in hun donzen deken hangen versterkt eigenlijk hun relatie. Pas met dat platte stille blauw beneden ontstaat er een breuk: geen vorm, geen handschrift, geen gelijke in kleur. Inmiddels snapt de kunstenaar behoorlijk veel van wat hem oorspronkelijk verbaasde. Maar hij heeft ons van die verwondering verteld. Ondanks alles.
Sam Drukker

Ter gelegenheid van deze eerste beeldpraat is een gicleeprint van het schilderij Ondanks alles in productie genomen. Deze kwalitatief hoogwaardige print is hier te bestellen.